Er zijn weer tulpen. De eerste bosjes van 2014 heb ik gescoord bij het buurtfiliaal van oom Albert. Ze zijn aan de prijs, maar dan heb je ook wat. Een vaas vol lente, de vrolijkheid spat ervan af. Net nu de temperatuur dan toch daalt en een winters frontje in aantocht is volgens de weerapp op mijn iPhone en alle meteorologen op radio en tv. Jammer hoor, want die temperaturen van boven de tien graden bevielen me uitstekend. Als ik het ooit nog eens ergens voor het zeggen krijg, schaf ik onmiddellijk het vriespunt af en alles wat zich daaronder bevindt. Want elke sneeuwvlok die niet valt, is meegenomen wat mij betreft.
Hoe groot mijn aversie van winterse omstandigheden ook is, vorst schijnt nodig te zijn. En dat zal ook wel, de winter bestaat niet voor niets. Straffe winters zijn oorspronkelijk vast niet bedacht om ons in de gelegenheid te stellen de Elfstedentocht te rijden, dat is slechts bijvangst. Maar om een einde te maken aan het ellendige leven van ziektekiemen, bacteriƫn, beestjes en andere ongein. En natuurlijk de boerenkool van een lekker laagje frost te voorzien. Zelf denk ik dat de winter er vooral is om ons voor te bereiden op de lente, hoe gammel die uiteindelijk ook weer uitpakt. Na een tijdje afzien (bevroren leidingen, ruiten krabben, uitgevallen verwarmingsketels, griep) is het dubbel genieten als de temperatuur in de dubbele cijfers komt. Zoals de afgelopen week dus.
Maar plotsklaps is elke vriesdreiging die er eventueel geweest moge zijn nu toch ineens uit de lucht. Ja, in Stockholm, daar vriest het. En in Sotsji ongetwijfeld ook. Maar hier niet hoor. Hier kabbelt de IJssel tevreden glimlachend langs het dorp. De zon schijnt fel in het water, weet zij veel dat het eigenlijk winter is, terwijl de blauwe lucht iedereen vrolijk stemt die zich buiten waagt voor een loopje. Ze hebben mutsen op, de lopers, en wanten aan, maar dat is nergens voor nodig.
Niets veranderlijker dan het weer en de bijbehorende weerprofeten. Misschien wordt het toch ineens winter. Maar vandaag in elk geval nog niet.