De kleine big is afgehaald door papa en de zijnen. Met een belachelijk grote auto vol baby’s en beladen met dakkoffers zijn ze vertrokken voor een ellenlange vakantie in een ver buitenland. Er prijkte een Tom-Tom-achtig iets op de voorruit en dat stelt gerust, want ik herinner me papa’s navigatiekunst uit het verleden. Op de plek van bestemming is ze gelukkig online. Zo blijf ik op de hoogte van haar wel en wee. En zoals dat hoort bij een puber is er natuurlijk meer wee dan wel. Hoewel het veel goedmaakt dat ze er ketchup hebben.
Sinds kort hebben zij en ik de beschikking over de app ‘Viber’. Daarmee kun je overal ter wereld gratis bellen en sms-en met andere Viber-gebruikers. Wij viberen wat af. Helaas doet het programmaatje het niet altijd, want het is nu eenmaal gratis. Maar als het ’t doet, zorgt het voor veel gemak. ‘Zijn de aardbeitjes al klaar’, checkt dochterlief per Viber. Dat scheelt toch weer een loopje naar beneden. Op het moment dat ze ‘doei’ vibert, heb ik nog net tijd om een sprintje te trekken naar de voordeur. Om iemand in de kraag te vatten die plannen buitenshuis wilde gaan realiseren zonder te overleggen met het management. Viberen is niet hetzelfde als wieberen, leg ik dan maar uit.
Ik zal blij zijn als ze de straat weer in komt rijden. Moeders zijn halfbakken wezens als hun koters uit wieberen zijn. Lijkt zo schattig, een baby in een wiegje. Maar niemand vertelt erbij dat er een dag komt waarop ze wekenlang de hort op gaan. Moest verboden worden.