De stilte rondom de Kerstdagen heb ik niet alleen gebruikt om in vrede een boek te lezen en uitgebreid te niksen, het was ook hoog tijd om mijn werkkamer eens op te ruimen. Aldus geschiedde. Het woord ‘werkkamer’ is wat hoog gegrepen voor de kast van twee vierkante meter waar ik in zit, samen met een laptop, een boekenplank, een archiefkast en een printer. En een kat, want poes denkt dat ik niet kan werken zonder haar. Ze blèrt net zo lang krabbend aan de deur tot ik haar naar binnen en op schoot hijs waarna ik grote moeite moet doen om over haar mollige, harige kattenlijf heen het toetsenbord nog te bereiken. Nee, mijn werkkamer is eigenlijk maar net groot genoeg voor míj.
Waar het allemaal vandaan kwam, ik weet het niet, maar er ging een container papier de deur uit. In hoeken en gaten die ik al jaren niet meer had gezien, kon ik nu fijn stofzuigen. Sinds kort bezit ik een plumeau waarmee je stofdraden kunt laten verdwijnen en waar kattenharen mooi in blijven hangen. Even overal langs met de Ajax en mijn kantoor was klaar voor een fris nieuw jaar.
Met het opschonen van zooi komen ook alle engerds in beweging die zich onder die zooi hadden verschanst voor een winterslaap. Ineens zie ik van alles langs de muur kruipen wat eigenlijk in De Efteling thuishoort. Aan poes heb je dan niks. Op mijn ‘Pak ze!’ doet ze één oog open. Daarmee kijkt ze naar mij in plaats van naar de proteïnebommen die in optocht over mijn schoongepoetste bureau rennen. En ze denkt: ‘Vrede op aarde!’ want eten komt uit een blikje en daar zitten geen pootjes meer aan, althans niet als zodanig herkenbaar.
Steeds neem ik me voor om mijn werkkamertje in opgeruimde staat te houden. Stof- en troeploos, een lustoord voor de schrijver om in vrede in te kunnen werken. Want rommel in je kamer is rommel in je hoofd. Het zou helpen als alles op vier, zes of acht pootjes, incl. poes, ergens anders overbodig kon gaan zitten zijn. Ik hang een briefje op de deur met ‘Kssst!’ Kijken of het helpt.