Je wilt niet weten hoe het ruikt in een huis waar recentelijk een defecte afvoerleiding zorgde voor wateroverlast. Lees: waar de vloer blank stond. Het water is inmiddels afgevloeid, zo gaat het met water, maar de stank is blijven hangen. Als je bij ons de voordeur opendoet, ruikt het alsof je je neus diep in een zak rottende aardappels steekt. Je verwacht iets aan te treffen wat in verregaande staat van ontbinding ligt te zijn, een paar ratten ofzo. Het enige wat echter in staat van ontbinding is, is de idioot grote bos tulpen die ik zo leuk van mijn laatste schrijfklasje kreeg. Prachtig waren ze, ik was er stil van. Ik zette ze op tafel en zei preventief ‘afblijven’ tegen Poes. Tegen dovenmansoren. Ik had me nog niet omgedraaid of de helft was al afgekloven en de andere helft aangevreten zodat er de facto eigenlijk alleen nog stelen in een vaas staan. Zonder blad. Volgende keer zet ik 220 volt op zo’n bos. Het is alleen een beetje moeilijk te bepalen waarom Poes zo groen ziet. Kan van de geur komen, hier in huis, of omdat tulpen nu eenmaal niet bedoeld zijn voor consumptie.
Het is wel een troost dat het buiten snel mooi weer wordt, volgens de meteorologische app op mijn iPhone. Die het overigens niet altijd doet en dan de melding geeft: ‘weer niet beschikbaar’. Duhuh, wéér niet … Ik kan ermee leven, zolang het maar snel lente wordt. En dat wordt het, volgens alle voorspellingen. Dinsdag 15 graden aan een wolkeloze hemel. Dat is 20 graden uit de wind op mijn bankje in de zon. En ik ga die dag he-le-maal niks doen, behalve een beetje bijkleuren. Net als de tuin. De tulpen langs de oprijlaan komen al voorzichtig boven, net als de krokussen en ander lentespul. Bijkomend voordeel is dat we bij stijgende temperaturen hier ramen en deuren open kunnen zetten zodat er luchten uit en in kunnen.
Om de naderende lente feestelijk te onthalen heb ik alvast een paar prachtige schoenen gekocht. Veelkleurig, als een bos tulpen: rood met roze en oranje. Van die schoenen waar je heel erg blij van wordt. Met een hoge, doch stevige hak zodat je ze niet alleen aan kunt hebben als je stil zit maar er ook mee kunt flaneren. De kleine big greep snel haar zonnebril toen ik ze enthousiast uit de doos toverde. Beetje felle kleuren, vond ze. ‘Maar het zijn wel echte jou-schoenen.’
Poes heb ik alvast op een preek getrakteerd. In de trant van: ‘Deze zien eruit als tulpen, maar dat zijn ze niet. Ze zijn niet eetbaar en ze zijn vooral niet voor jou. Het zijn mij-schoenen.’ Voor de zekerheid bewaar ik ze achter slot en grendel.