Blog

Spulletjes

Ik hecht aan spulletjes. Dat is een onhandige eigenschap, omdat spulletjes de onhebbelijke gewoonte hebben in het ongerede te raken. Met ‘spulletjes’ bedoel ik trouwens niet Blokker-achtige prullaria of massaal geproduceerde meuk uit Taiwan. Het hoeft niet perse om dure dingen te gaan, maar wel kostbaar vanwege de herinnering, de uniciteit, de moeite die het gekost heeft om het te maken of te verkrijgen en vaak ook vanwege de onvervangbaarheid ervan.
Vroeger, in het pre-kindtijdperk, reisde ik met de trein naar mijn werk in Den Haag, Assen, Arnhem en al die andere oorden waar een bureau stond met mijn naam op een bordje. Ook toen al hadden de Spoorwegen in de herfst last van de herfst, in de winter van de winter en ook de lente en de zomer gingen niet onvertraagd voorbij. Menigmaal arriveerde ik niet of te laat op de plek van bestemming of hielden we halt in een weiland zonder duidelijke reden. Lekke band, lege tank? Een mobiele telefoon was er nog niet en als je stilstond, ja dan stond je stil. En dat was dan zo. Ik geloof wel dat ik aanzienlijk minder stress had in die tijd. Het was eigenlijk heel mindfull om stil te staan in een hondenkop midden in nergens en vervolgens niemand te hoeven bellen. Ze zagen het vanzelf als je aankwam. En vaak zagen ze het ook niet.
Een baken in mijn forenzende leven was wel de stationsklok. Een analoog exemplaar, groot en rond, dat de seconden wegtikte en je een beetje bij de tijd hield als je stond te wachten op je vertraagde trein. Het was dan ook logisch dat ik zo’n klok kocht toen de kleine big bij mij kwam wonen. Vanwege de troep die zij met zich meebracht ging het leven als treinreiziger acuut tot het verleden behoren. De trein werd een stationcar. Maar zo’n klok, die wilde ik graag meenemen naar het moedertijdperk en dat kon ook, want je bleek die uurwerken te kunnen kopen. In het klein, met een magnetische achterkant. Zodat je ‘m op kon hangen waar je wilde.
Net zo gehecht als het stationsklokje was aan mijn magnetron, zo gehecht was ik aan mijn stationsklokje. Was. Want de mevrouw die hier het huis poetst, heeft ‘m laten vallen. ‘Oeps, sorry, gevallen, stuk’, stond op een begeleidend briefje dat ernaast lag op tafel toen ik thuiskwam in een schoon huis waar de tijd stilstond. Ik kan wel een nieuw klokje kopen. Dat strak de seconden wegtikt in hetzelfde ritme. Maar dat is dan toch anders. Voorlopig getuigt mijn tijdloze magnetron van heimwee naar een stukgevallen klokje.

LydiaSpulletjes