Stadslandbouw is hot. Mensen die opgegroeid zijn binnen de stadsmuren en het platteland alleen kennen van ‘erdoorheen’ rijden op weg naar de volgende stad, die de link tussen koeien en melk niet kunnen leggen en die denken dat erwtjes donkergroene meelballetjes zijn uit een blikje – mensen zoals ik dus – hebben een enorme afstand tot de productie van voedsel. Omdat ‘we’ wel op onze klompen aanvoelen dat er iets niet in de haak is met de manier waarop we ons verhouden tot ons eten, gaan steeds meer mensen over tot stadslandbouw. We leggen moestuintjes aan op de twee vierkante meter grond waarop ons huis ook nog staat, of we bebouwen ons dak.
Dat is niet heel verstandig. In stadsgroenten zitten een heleboel stoffen die je niet door wilt slikken: lood, cadmium, arsenicum. Stoffen waarmee groenten in de supermarkt niet vergiftigd zijn, gewoon omdat groententeelt in ons aangeharkte land nu eenmaal aan regels is gebonden. Desalniettemin, het blijft toch een prachtig woord: desalniettemin, verbouw ik tomaten, komkommers en aardbeien en ik eet ze ook op. Dat wil zeggen: mijn tuinvrouw verbouwt ze op mijn dak en ik eet ze op. Zo doen we allemaal wat.
Als je van je dak een dichtbebost oord maakt, vol planten, bloemen, struiken en een enkele boom, dan krijg je niet alleen vlinders en bijen op visite, maar ook ongenode gasten als spinnen, slakken en vliegend geteisem van allerlei slag. Spinnen zijn er momenteel weinig binnen mijn blikveld. Ik weet dat het gevaarlijk is om zulks te zeggen, want zodra ik het gezegd heb, rukken ze onmiddellijk op naar binnen. Maar goed, ik zeg het toch: spinnen zijn er dus weinig. Nee, dan slakken. Huis en tuin zijn er vergeven van. Ze laten hun zilverkleurige sporen na in de gang, op de muren, op de tegels, op de mat, achter het gordijn. Als ik ze hun gang laat gaan, nemen die vieze slijmjurken het over hier.
De tuinvrouw is van het ecologisch tuinieren en ze is tegen gif. Maar ik ben tegen slakken. En uiteindelijk krijg ik dan toch toestemming om iets aan de slakken te doen. In de vorm van groene korreltjes die niet belastend zijn voor milieu, diertjes, kinderen – maar wel voor slakken. En ja hoor, dat helpt. De patio ligt vol met groene korreltjes tussen de bloempotten. Te midden van de korreltjes liggen gesneuvelde slakken. Lege huisjes, rottende slakkenkadavers, een vreselijk gezicht, een waar slagveld. ‘Het zijn gewoon beestjes hoor mam’, zegt puberdochter verwijtend. ‘Het wáren beestjes’, verbeter ik haar. Zij wendt zich gruwend af en zucht: ‘Wat een slakveld.’