Komende week smaak ik het genoegen in een commissie te zitten die werkstukken beoordeelt van HBO’ers die een duurzame module hebben gevolgd hier ter stede. De duurzame lector heeft mij ingelijfd in zijn commissie en mij negen werkstukken opgestuurd waar ik dinsdagmiddag iets van mag vinden. De beoordeling is zo goed als rond wat mij betreft en inhoudelijk hebben de meeste papers wel wat te bieden want deze jonge mensen zijn niet dom. Over de leesbaarheid moeten we het echter maar niet hebben, want van het zorgvuldig gebruik van hun moerstaal hebben de inleveraars van de werkstukken geen kaas gegeten. Van onderwerp en gezegde hebben ze blijkbaar nog nooit gehoord en enig verband tussen onderwerp en enkel- of meervoud is totaal zoek, vooral naarmate er meer en langere zinsdelen tussen onderwerp en werkwoorden staan. Het viel me op dat de zinnen soms zo krom, onbegrijpelijk en Cruyffiaans zijn dat de ‘schrijvers’ er totaal niet in slagen hun boodschap over te brengen. ‘Taal is zeg maar niet echt hun ding’, om Paulien Cornelissen vrij te citeren.
Natuurlijk zit ik vooral in die commissie om de werkstukken te toetsen op hun duurzame aspecten, maar ik kan nu eenmaal niet ineens net doen alsof ik geen schrijver ben. Plotseling voel ik mee met al die ouwe mensen die altijd zaniken over de kwaliteit van het onderwijs dat achteruit gaat. Nu ben ik zelf zo’n oud mens geworden. Wat hebben die lieden gedaan op de basisschool? Geen behoorlijk Nederlands leren schrijven in elk geval. Het is ‘schokbarend’, om een aantal studenten te citeren dat blijkbaar wilde aangeven dat iets ‘schokkend’ was of ‘schrikbarend’. Een prachtige contaminatie, dat wel. Mijn advies aan de figuren die dinsdag een cijfer bij mij willen halen –en meteen maar aan de rest van de wereld- luidt: lees ’s een boek. Want wie niet leest, kan ook niet schrijven.