Al jarenlang verkeer ik in de gelukkige omstandigheid dat mijn familie een datsja aan het water bezit waar ik ook een sleutel van heb. Ik kan daar komen en gaan. Uitkijken over het water en de langs zeilende bootjes. Met mijn ogen dicht luisteren naar het tuig dat geruststellend op het ritme van de wind tegen de masten klapt van bootjes die in de haven wachten op nieuwe avonturen. Me uitstrekken op de bank zonder dat er een telefoon gaat, en zonder dat iemand weet waar ik ben. Ik ben van de wereld. Tripjes naar Thailand? Doe gerust hoor, maar ik blijf hier.
Gisteren deed zich onverwacht een situatie voor waarin ik zomaar terecht kwam in de familiedatsja. De kleine big moest een sociaal bezoek afleggen daar in de buurt en wilde ’s avonds ook wel graag weer opgehaald worden. Dat bood uren en uren lege tijd die ik in kon vullen zoals ik dat het liefste doe: met niks. En bovendien op de plek waar ik het liefste ben: middenin nergens.
Ik nam een brood mee. Want ook als je niks doet, moet je wel iets eten. Verder liet ik me verrassen door de schatten die het huis voor mij in petto zou hebben. Want die heeft het, altijd. Achter deurtjes, in kastjes en in de diepvries trof ik een interessante voorraad kruidenierswaren aan waar je best een week of wat mee vooruit kunt. De herkomst ervan duidelijk te herleiden tot elk bijbehorend familielid. De rooibosthee van W., de appeltaart en het sortbetijs van F., de hazelnootpasta van de neefjes en de nichtjes, de supergezonde muesli met hele noten en gedroogde abrikozen van A. die, als zijn vriendin niet kijkt, ook liever chocoladetaart eet dan gezonde muesli net als wij allemaal. Als kroon op de schatzoekerij doemde een pak hagelslag op. Puur, van De Ruijter. Herkomst moeilijk te duiden, want pure hagelslag eten we allemaal. En warempel, een lekkerbek had een pak roomboter in de koelkast gelegd.
Het liet zich smaken, van een wandeling kwam niks meer. Maar wie wil er wandelen met buiten zo’n uitzicht en binnen vers brood, hagelslag en roomboter?