Het is kinderboekenweek. Van jongs af aan ben ik dol op kinderboeken. Heel vroeger die van mezelf (‘Je verleest je verstand!’, riep mijn moeder), van recentere datum die van de kleine big. Ik las haar veel voor. Zittend op de rand van bad en bed droeg ik al het proza voor waar ik zelf begerig mijn oog op liet vallen in de eindeloze schappen van de boekhandel. Het was natuurlijk ver voor de e-reader. Hoe leuk kan het zijn om een prentenboek voor te lezen vanaf een zwart-wit schermpje? Zonder mooie tekeningen, bijbehorende geluidjes en look & feel frutsels waar je aan kunt voelen? In de werkende wereld is het Het Nieuwe Werken dat de klok slaat, met bijbehorende digitalisering. Wie nog een kladblok heeft, is bekant een loser. Maar ik hoop dat het ouderwetse boek deze trend overleeft en dat we niet in de slipstream ervan zoiets afschrikwekkends gaan krijgen als Het Nieuwe Lezen.
In het kader van de kinderboekenweek bracht mijn ochtendblad deze week een stukje over de wim-wam reus. Die was gast aan tafel bij ons toen de kleine big een nog kleinere big was. En we hadden ‘m ook op ceedee. Het was een schepsel van Annie M.G, de reus. Hij woonde in de wilde zwarte bossen, had wim-wam oren en een wim-wam neus. Reed op een wim-wam paard dat zwaaide met z’n wim-wam staart. En o, hoe handig, als kleine kindertjes niet naar bed toe wilden, kon de reus dat altijd ruiken. En dan volgde billenkoek met wim-wam hout. Een pedagogisch totaal onverantwoord gebeuren. Ik denk dat er later heel wat psychiaters aan te pas moeten komen om inmiddels volwassen mensen van het leed te ontdoen dat hen is berokkend door ouders die de wim-wam reus erbij haalden als ze het zelf niet meer op konden lossen. Er wordt wat afgeprutst bij de opvoeding.
Met de werken van Annie M.G. hadden wij trouwens een boekenplank vol. En Pluk van de Petteflet hadden we ook als luisterboek. Zo vaak heb ik het gehoord, het verhaal van het jongetje met zijn kraanwagen, dat ik het verhaal na zou kunnen spelen, met bijbehorende stemmetjes. Vooral van Leentje de Meeuw, de zus van Karel met de houtenpoot, heb ik een fantastische imitatie in huis. Andere familieleden, die ook into Annie zijn, zijn weer heel goed in het nadoen van de dokter die de temperatuur komt opmeten van Pluks zieke vriendinnetje Aagje (‘Dáág Aagje, dáág’). Of zetten zonder problemen een waarheidsgetrouwe weergave van de Lispeltuut neer. Het is maar goed dat er geen outsiders betrokken zijn bij onze familiebijeenkomsten. We lopen het risico opgepakt te worden met al die gekkigheid. ‘En het erge is’, declameert de kleine big dan met groot gevoel voor drama, ‘dat jullie de hele dag om je eigen grapjes moeten lachen.’
En dat is waar, wij lachen veel om onszelf, het leven is al erg genoeg. Maar we lachen niet te hard. Want als je niet uitkijkt, kan de wim-wam reus dat horen. Met zijn wim-wam oren. En dat is het laatste wat we willen. Want voor een pak slaag met wim-wam hout zijn wij inmiddels veel te oud.