Geduld hebben is niet mijn sterkste kant. Ik ben nogal ‘rood’ aangelegd en heb een kort lontje. Mijn naasten zullen zeggen dat ik helemaal geen lontje heb. Dat komt vanzelfsprekend voor hun rekening, ik vind mezelf best meegaand op bepaalde punten. Op andere punten ook weer helemaal niet. En dan kan het zomaar voorkomen dat ik op ongelegen momenten uit mijn vel spring. Als ik een training sta te geven, bijvoorbeeld, of als iemand een beetje trager van begrip reageert als ik toevallig net geen tijd heb. Niet leuk, nee. Maar relax, ik werk eraan.
Sommige dingen, heb ik ontdekt, triggeren me meer dan andere. Met bejaarden die door het verkeer slakken heb ik tegenwoordig best consideratie. Een mens wordt wijzer en (zelf ook) ouder. En sinds ik een smartphone heb houd ik het ook wel een klein poosje uit in een wachtruimte of een rij voordat ik me ergens meld om stennis te schoppen. Toch blijven er zaken waar ik helemaal niet tegen kan. Waarbij het groen en geel voor mijn ogen wordt en ik zin krijg om mensen een hengst voor hun hoofd te geven.
Zo overkomt het me sinds een tijdje dat ik het niet meer gewoon warm mag hebben. Ik kan niet ongestraft een vest of een jasje uittrekken of vragen of het raam misschien open mag. Telkens als zo’n situatie zich voordoet, trekken mannen binnen gehoorsafstand hun wenkbrauwen op en roepen ze grinnikend, net iets te luid: ‘Last van opvliegers?’ Een hele leuke opmerking, vinden ze zelf. In het begin had ik het nog niet zo door, je kunt niet aanslaan op alle onzin die de hele dag je oren in en uit vliegt. Maar sinds een paar maanden is het een patroon en daar heb ik schoon genoeg van. Zo’n opmerking is stompzinnig en ongepast en helemaal níemand zit erop te wachten.
Ik heb zo ’s wat rondgevraagd en kennelijk moet het hele vrouwelijke deel van de bevolking een half leven lang deze misplaatste ongein aanhoren. De meeste vrouwen in mijn omgeving halen hun schouders op en doen net of ze niks horen. Of misschien horen ze ook wel niks. Maar ik hoor het wel. En het irriteert me mateloos. De eerstvolgende die over opvliegers begint, kan van mij dus een dreun krijgen. En daar kan ik dan niets aan doen, want ik ben nu eenmaal opvliegend: ‘Oeps, sorry, opvlieger …’