Het moet heel geruststellend zijn om de hele dag achter een paarse muis aan te rennen. Er woont iemand bij mij in huis die dat doet. Ze heeft zo haar eigen tactiek om de muis in beweging te krijgen, want zonder een zwieper van een voorpoot doet muis niet veel. Mij lijkt het ook ontzettend lekker om af en toe iemand een zwieper met een voorpoot te geven, ik heb wel kandidaten op het oog die daar enorm wél bij zouden varen. Maar helaas zijn dat soort acties in het maatschappelijk verkeer hoogst onbetamelijk.
En in het gewone verkeer ook, terwijl ik er echt niet tégen kan als mensen trutten achter het stuur. Dat zijn lang niet altijd oude mensen. Wel vaak vrouwen, het is een schande dat ik het zeg. Ik heb dat ongeduld geërfd van mijn vader. Hij bezat engelengeduld als het ging om het luisteren naar de pastorale problemen van mensen, maar in de auto was hij ongeduldig. Voor hij de garage uit was, zat hij al in de vijfde versnelling en bij een oranje licht (stoppen indien mogelijk) zette hij nog even een tandje bij. Inmiddels weet ik natuurlijk best dat het echt niet helpt als ik bovenop iemand z’n bumper zit met stoom uit m’n oren. Wat zou het schelen op een dag als je gewoon afstand houdt en rustig rijdt? Tien minuten?
Mijn papa heeft het niets gebracht dat hij haast had in de auto. De kanker heeft hem toch ingehaald en gesloopt terwijl hij juist nog een tandje bij wilde zetten. Morgen ga ik naar zijn graf om het krentenboompje water te geven dat zo dapper bloeit middenin de treurnis. Daarna gaan de kleine big en ik even onthaasten op Vlieland. Even geen auto’s en geen bumpers. En geen poes. Zij gaat uit logeren, samen met haar paarse muis.