Ik ben blij dat ik niet fulltime als artiest functioneer. Het lijkt me slopend om elke dag zenuwen te moeten managen. Natuurlijk is het schrijven van een verhaal ook altijd weer spannend maar het heeft gelukkig niets te maken met mijn adrenalinelevel. In tegenstelling tot wanneer ik mezelf terugvind op een podium met links, rechts en achter me de mannen met wie ik dinsdagsavonds nootjes eet in een repetitieruimte en die zich uitstekend weten te handhaven in de schijnwerpers. Dat komt waarschijnlijk omdat ik inmiddels weet dat het publiek naar mij kijkt. Ook al sta ik niks te doen en speelt één van de mannen juist een hartverscheurend goede solo, dan nog kijken mensen naar mij.
Mijn vader vertelde me ooit dat hij als beginnend predikant nerveus was als hij met een bruidspaar door het gangpad liep, omdat alle mensen keken. Tot hij er later achter kwam dat de mensen niet naar hem keken. Ze waren alleen geïnteresseerd in de bruidsjurk. Zoiets zal het wel zijn; ik ben de bruidsjurk van de band. Ik heb een ceremoniële functie, en ik zwaai naar links en naar rechts.
Zo ook gisteren bij het Stratenfestival. ‘Hee Lydia!’, brulde voor aanvang van ons optreden een totaal onbekende vanuit het publiek. Een niet erg frisse verschijning met een paardenstaart en een slaapplek ergens in de buurt van een brug, schatte ik zo in. Hij deed me aan iemand denken, alleen ik wist niet aan wie. Ik zwaaide wel vriendelijk terug. ‘Wie is dat?’, vroeg de man die naast mij zijn gitaar aan het stemmen was. ‘Ik heb geen idee’, mompelde ik. Inmiddels heb ik vanavond gekeken naar wederom een tenenkrommend optreden van Our Hyacinth in Keeping up appearances. En ik weet wie het was, de zwaaier: Onslow. Maar dan in de rockversie.