Mijn volgers werden ongeduldig. ‘De vakantie is voorbij hoor’, lieten ze mij langs diverse kanalen weten. Eerst nog wat aarzelend, maar toen actie mijnerzijds uitbleef met steeds meer klem. Waarmee ze bedoelden dat het mooi geweest was met de blogpauze en dat er weer geschreven moest worden. En ze hebben gelijk: de vakantie is voorbij en het is mooi geweest.
Ik heb nog wat moeite met landen. Een week geleden struinde ik nog onder een strakblauwe hemel door zonovergoten Malmö met in de verte uitzicht op dé brug, inmiddels heb ik alle zeilen moeten hijsen om de eerste klussen weer af te krijgen. Maar zoals ik al eens eerder geconstateerd heb op deze plaats: vakantie is alleen maar leuk omdat je weet dat er bij terugkomst klanten op de stoep liggen en klussen om geklaard te worden.
Mensen die weten wat ik van plan was in de afgelopen vakantie informeren voorzichtig hoe het ging, een week lang in dat grote huis op Terschelling met negen pubermeisjes – inclusief die van mezelf. Ze verwachten horrorverhalen, dus het verbaast ze als ik vertel dat het prima ging. De van tevoren opgestelde huisregels (‘niet roken, niet drinken, niet blowen’ en ‘iedereen ruimt z’n eigen troep op’) werkten uitstekend. De dames bleken onderling over veel zelfcorrigerend vermogen te beschikken en hadden het gezellig met elkaar, de jongens van next door en met mij. Ze deden boodschappen, kookten en kwamen ’s ochtends even met de stofzuiger langs (‘Kun je je benen even optrekken, dan kan ik onder de bank zuigen’) en ik had op Terschelling precies wat ik gepland had: een all inclusive vakantie. Uiterst ontspannen en aangenaam. Voor herhaling vatbaar. Voor mij, maar ook voor de jongedames. Maar dan wel graag in Saint Tropez of zoiets. Niet onbespreekbaar, zeg ik op voorhand.
Voordat de volgende zomervakantie aanbreekt en er überhaupt van Saint Tropez sprake kan zijn, moet er nog wel wat werk verzet worden aan het schoolfront door puberdochter en haar soortgenoten. Vooralsnog merk ik nog weinig van activiteiten die in die richting wijzen. De doos van de firma Iddink, waarin de schoolboeken ruim op tijd afgeleverd zijn, staat nog onuitgepakt. Rollen kaftpapier liggen er ongebruikt en lusteloos naast.
‘Moet jij die doos niet ’ns openmaken?’, vraag ik toch maar, als school al een hele week begonnen is en ik al die tijd zo hard op mijn tong gebeten heb dat ik bloed proef. Ze kijkt in de richting waarin ik wijs en trekt een gezicht alsof ze een vies beest ziet in plaats van een doos met boeken. ‘Ach mam, die boeken heb ik niet echt nodig hoor.’ Gek hè, maar zo’n idee had ik al. Als ik haar ’s ochtends weg zie fietsen, heeft ze van alles bij zich, maar een tas met boeken hoort daar niet bij. ‘Eigen verantwoordelijkheid’, mompel ik tegen de rug van een bijna-volwassen kind. De doos schuif ik uit het zicht, met rollen kaftpapier en al.