Blog

Meer stilstand

Net toen ik vond dat ik wel genoeg vakantie had gehad en ik handenwrijvend begon na te denken over het schrijven van een nieuwe lading sterke verhalen, kwam er een virus langs. O, o! Ik zocht nog dekking in de buurt van een pot met multivitaminen, maar het was te laat; ik was gespot. Ik ben altijd een geliefde prooi voor ziektekiemen, bacillen en ander tuig die in mij een lekker hapje zien en ook nu was ik driedubbel de klos.
Het duurde weken. Inademen was aanvankelijk lastig. Het klonk alsof iemand zware dozen heen en weer schoof over een betonnen magazijnvloer. Ik werd er wakker van ‘s nachts. Ook omdat ik, met al dat geschuif over die vloer, niet zoveel lucht naar binnen kreeg. Ik had er dan ook al drie flesjes neusspray helemaal doorheen gejast voor ik écht ziek werd. Toen niet alleen inademen veel herrie veroorzaakte, maar uitademen nog veel meer. Het was alsof twintig Polen begonnen waren aan een verbouwing van de luchtinfra van mijn lijf. Kloppen, boren, schuren, gieren, kraken, timmeren – om gek van te worden. Daarnaast had een dolle hond zijn intrek genomen in mijn borstkas. En die blafte erop los.
Een tijdje kalm aan doen bleek niet voor veel vooruitgang te zorgen en uiteindelijk moest de plaatselijke druïde eraan te pas komen. Half Deventer lag hoestend voor anker in de wachtkamer en daar tussenin zat ik wat slapjes op een stoeltje tot ik binnengeroepen werd om vakkundig opgelapt te worden. Drankje zus, kuurtje zo, pilletje voor ’s nachts erbij. En vooral een tijdje rustig aan doen en tot stilstand komen.
Het moest van heel ver komen, maar inmiddels ben ik weer zo goed als nieuw. Alleen die blaf blijft hinderlijk hangen. Toen ik na een hele lange tijd toch wel weer eens een duik in het zwembad wilde nemen, knikten de paarse permanentjes die zich bij de trap ledig hielden met het beoefenen van de kaakslag mij bemoedigend toe. ‘Je bent hier in elk geval op de goede plek’, wist een langsdrijvend oudje, ‘voor een zeehond.’

LydiaMeer stilstand