Het meest mis ik het licht als ik weer terug ben uit Zweden. Net boven de lijn Stockholm-Oslo wordt het in de maand juli in heldere nachten maar even echt donker. En heldere nachten, daar waren er veel van dit jaar. Om twee uur gaat het weer schemeren, om half drie kriebelt het eerste lichtstraaltje dat z’n weg door de gordijnen naar binnen vindt ondeugend aan je neus en om drie uur kun je een boek lezen in bed zonder het bedlampje aan te doen. Een Wallander, natuurlijk.
Merkwaardig vind ik altijd dat ik niet moe ben ondanks dat ik veel minder slaap krijg dan gepland. Je biologische klok past zich moeiteloos aan. En de Zweden zelf krijgen natuurlijk slaap zat in die ellenlange winter waarin het ’s ochtends om 11 uur licht wordt en om 14 uur alweer gaat schemeren. Want dat is de keerzijde van de medaille.
Verder mis ik nog veel meer dan het licht alleen. De stilte van het platteland, de beklemmende verlatenheid van de buurtschappen waar niemand meer een nering drijft, de deinende korenvelden, de uit het niets oprijzende witte kerkjes als bakens in de graanzee. De muesli, het tünbröd, de sterke kaas, de bietensalade, het polkagris, hoewel ik dat allemaal in grote hoeveelheden importeer.
Eenmaal thuis kom ik erachter dat ik ook hier dingen gemist heb. Nieuws, bijvoorbeeld. In Zweden ben ik op de hoogte geraakt van het plaatselijke nieuws. Elanden die de oogst van een boer ruïneren en ander klein leed. Hier spreekt het radiojournaal, zodra ik de grens over ben, meteen over een ramp in Duisburg, het olielek dat maar niet dicht wil en de kabinetsformatie. Alsof het licht weer aangaat na een paar weken zalige duisternis vol dromen.