In mijn klantennetwerk schrijft iemand een boek. Ik ben ingevlogen voor de schrijfcoaching. Samen bespreken we veelvoorkomende stijlfouten in teksten, hoe je tekst beeldend maakt en praten we vooral veel over interviewen. Want haar boek komt vol met interviews, over wat mensen drijft in hun werk. En interviewen, ja, dat is mijn middle name. In zo’n een-op-een setting is er veel ruimte voor uitwisseling van ideeën en daar leer ik zelf ook altijd weer van. Al was het alleen maar omdat ik even gedwongen word om na te denken over hoe ik een interview aanpak en waarom ik dat dan zo doe.
Om degene die je interviewt de ruimte te geven, stel je open vragen. Die dus niet gesloten of sturend zijn en niet voor meervoudige interpretatie vatbaar. Vragen die beginnen met wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe, bijvoorbeeld. En dat is mooie theorie, voor het geval je je vragen vanaf een lijstje voorleest aan de geïnterviewde. Maar in de praktijk doe je dat niet – of niet alleen. In de praktijk probeer je een gesprek te hebben met iemand. En hoe geanimeerder dat gesprek is, des te meer je kunt doorvragen. Zodat je in de diepte terechtkomt en bij de zaken die er werkelijk toe doen. Die ‘doorvragen’ staan meestal niet op mijn lijstje. Gewoon, omdat ik van tevoren niet weet wat ik tegenkom en omdat het juist zo leuk is om het gesprek z’n loop te laten hebben.
De laatste jaren neem ik de interviews die ik houd meestal op. Dat helpt bij het uitwerken. En het helpt ook om zelf beter te worden. Want ik hoor niet alleen de geïnterviewde terug, maar ook mezelf. Ik hoor mezelf aanhoudend irritant met mijn pen klikken. En ondanks de theorie van de open vragen hoor ik mezelf vaker dan me lief is gerust gesloten, sturende en voor meervoudige interpretatie vatbare vragen stellen. Het ‘zwijgend doorvragen’, wat je in een coachingstraject leuk kunt oefenen met elkaar, en wat heus z’n waarde heeft daarvan ben ik overtuigd – ik doe het niet. Ik maak eerder zelf de zin van mijn gesprekspartner af dan dat ik zwijgend doorvraag.
Gelukkig, mijn coachee moet erom lachen en herkent het ook. Aan het hele lijstje do’s en dont’s van de interviewtechniek moet ik, ter lering van mezelf en mijn pupillen, maar een puntje toevoegen. Ongeveer in de buurt van de actieve luisterhouding en de non-verbale stimulatie. En dat puntje luidt: houd zelf je kop!