Poes is boos. We hebben haar in een mandje gestopt, in de auto gezet en een uur gaans verderop er weer uitgehaald. Dat was niet naar de zin. En wat helemaal niet naar de zin was, was dat we een halve week later hetzelfde traject in omgekeerde volgorde aflegden. Poes wenst niet in mandjes en auto’s te zitten en straft zulks af met knorrigheid. Ze spint niet, ze zit niet op de uitkijk voor het raam als we even weg zijn geweest, ze wil niet geaaid worden over haar pluisbuik, ze doet net alsof ze ons niet kent. Wat ook niet meehelpt, is dat er fout voer in het bakje zit, dat per ongeluk gekocht is maar nu wel op moet. ‘Poezen in de derde wereld hebben helemaal geen eten’, zeg ik belerend. Ze is niet vergevingsgezind. Komt ook doordat ze bij Linda wél op bed mag slapen en thuis weer gewoon in het mandje moet. Daar word je haatdragend van, als kat. Wie nog steeds denkt dat beesten geen verstand hebben, mag hier gerust eens langs komen voor de poes met het olifantengeheugen.
Iets meer olifantengeheugen zou de kleine big niet misstaan. Ze is altijd blij, vrolijk en relaxed. Fijne eigenschappen. Het leven neemt ze lichtjes op. Net als de telefoon. ‘Mijn moeder is even plassen’, zegt ze opgewekt tegen een klant die belt met een klus. Vervolgens bonst ze –met haar linkervuist, in de rechter klemt ze de telefoon- ook nog eens stevig op de deur waarachter ik mij in totaal nog geen tien seconden heb verschanst. ‘Opschieten mam, er is telefoon…’
Mijn humeur begint weer een beetje bij te trekken. Dat van poes stak er zonnig bij af. En dan is het buiten ook weer winter. Ik wíst dat ik de sneeuwschep niet op had moeten bergen.