Ik stel voor dat we ermee ophouden, met het sturen van kerstkaarten. Het is een uitgeholde verplichting geworden in plaats van een grote vreugd. Al jaren stuur ik met frisse tegenzin kaartjes met welgemeende wensen rond, net als ieder ander in dit land en ver daarbuiten. Zelf krijg ik ook kaartjes: een stuk of wat voor de Kerst en postzakken vol erna. Die zijn in elk geval ruim op tijd voor de feestelijkheden van 2012. En daarmee schieten ze hun doel wat mij betreft totaal voorbij.
Dit jaar werd ik getroffen door een geluk bij een ongeluk. Ik werd ziek voor de Kerst. Geveld door een zware voorhoofdsholteontsteking, geen stem, wel hoesten, tikje koorts en allerlei andere malaise hield ik het bed – of beter: de bank. Ik verdroeg niets aan mijn zere hoofd en al helemaal geen kerstkaarten. Het versturen ervan ontging me dus ook volledig. Eenmaal opgeknapt, was ik te laat voor het jaarlijkse circus van kaartjes schrijven, postzegels plakken en hup, naar de brievenbus ermee. En dat kwam me eigenlijk ontzettend goed uit. Voor een enkele eenzame bejaarde heb ik een kaartje gepost. De rest heeft een oprecht mailtje van me gekregen met de allerbeste wensen voor het nieuwe jaar. Geen plaatje van Rudolph erbij middenin een besneeuwd landschapje, huppelend voor de arreslee. Wel goed bedoeld en graag geschreven.
Jammer voor het noodlijdende TNT Post, maar de toekomstige beleidslijn van dit Schrijfbedrijf voor Sterke Verhalen staat vast: we mailen. En bij veel zin zal ik een leuk digitaal kaartje in elkaar laten draaien, misschien wel met Rudolph en wie weet, een muziekje. De bejaarden blijven als tijdelijke oplossing een kaartje krijgen – zolang het duurt, want je weet hoe het uiteindelijk meestal gaat met bejaarden. Het is het scenario ‘Van oude menschen en de dingen die voorbij gaan’. Waarbij je ‘dingen’ kunt opvatten als kerstkaarten.
Helaas is het voorbijgaan ook soms beschoren aan jonge mensen. Er is één kerstkaart die ik nog graag had willen krijgen dit jaar, maar voor degene die hem altijd stuurde werd het leven te zwaar. Vanuit diep in Limburg stuurde hij kaarten rond, zijn naam –en later de namen van aanwassende familieleden- erop in dezelfde ferme hanenpoten als waarmee hij de redactienotulen optekende van het studentenblad dat we maakten. Ik deed de hoofdredactie, hij de rest. Zijn naam in dansende letters voor mijn ogen gaat mee het nieuwe jaar in. Hijzelf blijft achter in 2011. Blijkbaar hoort dat bij het leven.