Het was een enerverende week waarin ik bijna het heen-en-weer kreeg van de dierenarts. Niet zozeer van de man, alswel van het tochtje naar zijn kliniek, dertig stoplichten verderop, aan het andere eind van de stad. Poes bleek bij nader inzien haar voet niet verstuikt te hebben, maar gewoon gebroken, op twee plaatsen nog wel. Blijkbaar beviel het verblijf onder het röntgenapparaat haar heel goed, want op tweede Kerstdag besloot ze iets te eten wat ze beter had kunnen laten. Kattenmagen zijn niet gebouwd op elastiek en uit elkaar geplozen plastic poezenspeeltjes. Tegen de tijd dat de ingeslikte troep de doorgang vanuit de maag hermetisch had afgesloten en wij bedachten dat het toch écht niet van die poot kon komen dat poes plots zo ziek was, gaf het röntgenapparaat weer uitsluitsel. Een operatie was het enige wat nog restte.
‘Poes is chagrijnig’, zei de dierenarts toen ik de volgende dag belde om te horen hoe het ging. Ze had het infuus aangeknaagd en gaf er luidkeels blijk van naar huis te willen. Aldus geschiedde. Thuis gunde ze ons een onbeschaamde blik op haar blote poezenbuik met een paar hechtingen overdwars. Sinds donderdagavond monopoliseert ze de bank. Wij kunnen elk nog op een armleuning zitten. En omdat poes zo zielig is zonder pluisbuik en met gebroken poot die dringend ‘hokrust’ nodig heeft zoals dat heet, zeggen wij er niks van.
En zouden we wel wat zeggen, dan was dat toch niet verstaanbaar want hier in de straat wordt al dagen geknald of het oorlog is. De kruitdampen veroorzaken dichte mist en een afschuwelijke stank. Het enige wat je kunt hopen is dat de idioten die tegelijk met het milieu ook hun salaris naar de gallemiezen helpen, ook hun eigen lontje aansteken. Hup naar Mars, opzouten en snel.