‘Gisteren zag ik Haarhuis tennissen tegen Corretja’, zei ik tegen mijn 83-jarige moeder. Ik begon omstandig uit te leggen waar ik live op de tribune van de AFAS Tennis Classics in Eindhoven getuige van was geweest. Ik wilde haar de uitslag melden, maar dat hoefde niet; ze had het gewoon op teevee gezien. Dat had ik bijna vergeten, dat zij fanatisch geïnteresseerd is in sport. Ze weet welke godenzonen er getransferd worden naar welke clubs voor welke prijs, ze weet alles van wielrennen, tennis, boksen, waterpolo, hockey en ze heeft zelfs verstand van dart en biljart.
We reden naar het krentenboompje in Havelte, daar waar mijn vader is, of eigenlijk ook niet. Het boompje en de weelderig bloeiende lavendel – het is naar zijn geest, maar zijn geest zelf is er nooit. Hoewel ik daarop voorbereid ben, stelt het me altijd weer teleur. Ik trok een paar stukjes onkruid met mijn blote vingers uit de aarde en praatte tegen de geest die er wél was. Over sport. De mannen die ik gisteren aan het werk zag, zijn tenslotte ook veteranen. Dat zou je trouwens niet zeggen als je ze ziet. Ze wekken de indruk nog regelmatig een balletje te slaan en met hun loopvermogen is nog niks mis. Moeders kondigde aan wel ’s mee te willen naar het centre court van de toppers van toen, helemaal nadat ik verteld had over de zalm met roomsaus die vanwege AFAS geserveerd werd.
Vlak voor Haarhuis-Corretja kreeg ik een telefoontje waar ik lang op gewacht had. ‘Stoor ik?’, vroeg hij. ‘Nee hoor’, zei ik en baande me door de mensenmassa een weg naar buiten langs de nooduitgang. Hij vertelde me belangwekkende dingen. ‘Dit zet je toch niet in je blog?’, vroeg hij voor de zekerheid. ‘Natuurlijk niet’, zei ik.
Bij terugkomst binnen had Mieke goed op mijn tas gepast. ‘Was dat ‘m?’, vroeg ze langs haar neus weg toen we hoog en breed op de tribune zaten. Haarhuis sloeg een ace. Hij was in. ‘Ja’, zei ik, ‘dat was ‘m.’