Ik herinner mij de dag dat ik een baby in mijn handen gedrukt kreeg. Nou ja ‘kreeg’ is overdreven, maar je snapt wat ik bedoel. Ze had blozende wangen, een dikke bos haar en ze keek rond. ‘Baby’s kunnen nog niet kijken’, zei de dienstdoende dokter. Nou, deze wel hoor. Ze keek rond. Ik dacht: ‘Zo, die is van mij.’ En ie-der-een moest er verder vanaf blijven. Twaalf jaar later is dat nog geen spat veranderd: iedereen moet er nog steeds vanaf blijven. Maar ik snap inmiddels waarom baby’s zo leuk zijn. Zodat je daar nog ’s aan terug kunt denken tegen de tijd dat je achter een puber aan moet hollen.
Want ik ben nog nooit zo druk geweest als sinds ik achter een twaalfjarige aan ren. Ik ben taxi, boodschappenservice, personal assistant en geldautomaat. Daarnaast fungeer ik als extern geheugen. Je vraagt je af wat er in een puberhoofd zit, het lijkt wel alsof daar een grote leegte gaapt in plaats van dat het er stampvol zit met hersens. Die ze bij voorkeur niet gebruikt, dat spreekt vanzelf. Sleutels, mobiele telefoons, treinkaartjes, gymtassen, boeken voor het juiste vak? Geen idee. Dus ben ik veranderd in iemand die de hele dag ‘hup’ roept. ‘Hup’ zoek je sleutels ’s op, ‘hup’ leg je mobiel aan de lader, ‘hup’ aan je huiswerk (vooral dat), ‘hup’ ruim je rotzooi op, ‘hup’ naar bed.
De kleine big is een weekendje weg met Sophie en haar ouders. Dat is goed voor haar en ook heel goed voor mij. Maar het leukste is natuurlijk dat ze zondagavond weer thuiskomt en dat ik weer lekker kan gaan zeuren over woordjes Frans en rijtjes wiskunde.
Want Hotel Mama is lang zo leuk niet als het leegstaat.