Wandelen op de Posbank ging ik, in goed gezelschap. De ene wandelman las de route voor en wist wetenswaardigheden te melden over Carolina, de dochter van Stadhouder Willem IV die hier met haar koetsje door de modder ragde. De andere wandelman stuurde af en toe een tweet de ether in over zijn MVO-activiteit ‘wandelen met ouderen’ en maakte bijbehorende foto’s. Als goede reisleidster had ik gezorgd voor de route in drievoud met pleisterplekken onderweg voor warme chocolademelk en voor een tas met fourage.
Na een barre tocht langs wilde beesten (Heckrunderen waren dat waarvan je zou verwachten dat ze achter een heck staan want zo heten ze tenslotte maar dat was niet zo en wij moesten er akelig dicht langs waarbij het maar gelukkig was dat ze hun haren voor hun ogen hadden hangen en mij dus niet zo snel herkenden als mals hapje want je zult maar aan die horens gespietst worden) lieten we de Carolinahoeve links liggen. Chocolademelk dronken we wel in het theehuis op de Posbank. Waardoor het extra jammer was dat we daar nooit arriveerden, want we slaagden erin te verdwalen. Ik weet nog waar het mis ging: in die rivierbedding waar we scherp rechts hadden gemoeten maar toch rechtdoor gingen. Waarom deden we dat eigenlijk? Na vele omzwervingen kwamen we uiteindelijk toch langs de bank van Pos en struikelend in het halfduister vonden we het stationnetje in Rheden.
Thuis vond ik nog een souvenir van al dat gezwalk in de vrije natuur: een e-nor-me spin ter grootte van een Heckrund die zich verschanst had in mijn bagage en in de badkamer een heenkomen zocht. Helaas overleefde hij de aanvaring met de wasmand, die van boven op hem neerdaalde, niet. ‘Mam’, wilde de kleine big ’s avonds weten vanonder de dekens waar alleen haar neus nog bovenuit stak, ‘waarom zitten monsters altijd onder het bed?’ Mam wist het niet. En ze vertelde ook maar niet dat monsters soms in de badkamer zitten.