‘Jouw grootste probleem is dat je vader en moeder veel te veel geld hebben’, sprak opa onlangs wijs tot de kleine big. Ik zie dat zelf niet zo als een probleem, bovendien: het is niet waar, zeker niet van mijn kant, integendeel; de crisis rammelt hier al enige tijd oorverdovend hard aan de poort. Maar ik snap de achterliggende gedachte van de uitspraak en enige praktische ondersteuning ervan vond ik op mijn weg liggen. Rijkelijk laat, de opvoeding is zo’n beetje afgerond, maar misschien valt er nog wat bij te schaven wegens voortschrijdend inzicht. ‘Nee’, zei ik daarom onverbiddelijk tegen de kleine big toen ze het derde paar nieuwe sneakers wilde van dit seizoen, met blauwe ruitjes, mind you. Waarom dan niet, wilde ze weten. ‘Het geld is op’, zei ik. Daar had ze nog nooit van gehoord. Daarom begon ik een verhaal over inkomsten, uitgaven en balans daartussen. Het was een moeilijk verhaal. Maar aan het eind was haar duidelijk dat er aan de backoffice van de geldautomaat van alles moet gebeuren wat in directe relatie staat tot hard en laat werken mijnerzijds vóór er aan de voorkant flappen getapt kunnen worden. ‘Het geld groeit hier niet aan de bomen’, besloot ik mijn betoog en verwonderde mij erover dat deze Calvinistische constatering zo soepel over mijn tong kwam, ondanks de zeer Lutherse opvoeding die ik heb genoten. De kleine big keek eens naar buiten; inderdaad, geen geldboom. ‘Maar’, wilde zij, niet voor één gat te vangen, nog weten, ‘hoeveel geld komt hier dan binnen elke maand, dan weet ik hoeveel ik uit kan geven!?’ ‘Scheer je weg’, zei ik. En dat deed ze. Rechtstreeks de vlaggenzee in die buiten de straat oranje kleurt. Vlaggen, lichtjes, opblaasbare rotzooi en veel toeters. Ook oranje. Zonde van het geld.