De herfst lijkt eindelijk voorbij. Ik las in de krant dat het afgelopen voorjaar een van de droogste lentes ooit was, maar voor mijn gevoel plensde het aanhoudend. Zo heeft iedereen zijn eigen model van de werkelijkheid. Het was in elk geval stervenskoud in mijn beleving. In de vergiet waarin wij wonen zaten we de hele dag onder dekentjes op de bank te klappertanden, kind, kat en ik. Afgelopen maandag heb ik zelfs mijn winterjas naar weer uit de kast getrokken en dat was niks te warm.
Maar het tij lijkt te keren. Erg jammer voor mijn krentenboompje dat zo dapper in de bloesem kwam, blaadjes kreeg en daarna krentjes, precies zoals het hoort als je een krentenboompje bent. Want meteen na de krentjes begon het blad te verkleuren en inmiddels is het boompje in de rui. Passend bij de herfst waarin de natuur verkeerde. Maar in plaats van herfst krijgen we de komende week de tropenkolder en ik vrees voor het leven van mijn boompje.
Hoezeer mijn boompje ook gebaat zou zijn bij sneeuw en kou, voor mij komt het beterende weer wel als geroepen. Ik ben verkleumd tot op mijn botten en verlang naar lange, zwoele avonden op mijn bankje buiten, in gezelschap van een goed boek en een nieuwe compositie van mijn dakfluiter, de merel. Hoe idyllisch kan dat zijn? Op papier dan, want meestal vlucht ik heel gauw naar binnen vanwege de stank van 20.000 barbecuende buren. Ramen en deuren dicht!
Nog even en het is vakantie. Eindelijk. Ik houd van mijn werk en ben dol op mijn opdrachtgevers. Op allemaal. Maar wat is het fijn dat het onderdeel ‘arbeid’ de komende weken een net iets minder prominente plek op mijn ’to do’-lijst krijgt. Ten bate van het onderdeel ‘lummelen’. Geen tekstschrijver kan teksten schrijven zonder daarnaast te lummelen, want het is een onmisbare bron van inspiratie. En het bekt ook lekker. ‘Ga je met vakantie?’ ‘Nee, ik ga inspiratie opdoen!’