Het is goed toeven in mijn datsja aan het water. Vanaf het terras, met aan mijn voeten het kabbelende water, beschouw ik de wereld. Wolken drijven langs, op weg naar verre oorden. Troepen zwaluwen doen vergeefse pogingen ze bij te houden of liever nog in te halen. Meeuwen surfen op de wind of vliegen er tegenin, haast stilstaand in de lucht in hun eigen whirlpool met jetstream. Terwijl de musjes liefst op schoot zouden komen zitten om te kijken wat ik op mijn brood heb. Maar niet met brood alleen voed ik mijzelf, ook met de stapel boeken die ik bij me heb, ter ontspanning en inspiratie. Toch vooral ontspanning, want inspannen doe ik me niet veel in deze periode die ‘vakantie’ heet. In tegenstelling tot de kleine big die zichzelf dagelijks veel moeite getroost om de Wi-Fi verbinding tot stand te brengen. Tegen het raam geplakt pikt ze nog net wat vibes uit de lucht, maar dan moet ze wel zo blijven zitten. Vermoeiend.
Op zonnige dagen is het net de Kalverstraat. Patsers op speedboten trekken de hendel open als ze het meer in het vizier krijgen. Hun te blonde en te bruine vrouwen hangen op de voorplecht. Zij weten niet wat ik wel weet: dat de politieboot al warm draait om de hoek om alle snelheidsduivels eens flink te bekeuren. Een fijn gezicht is dat. Die politieboot ziet eruit als een badkuip, maar er hangt een motor achter die niet zou misstaan aan een Joint Strike Fighter en dat geluid maakt ‘ie ook. Het geluid van gerechtigheid.
Een trouwe volger stuurde een sms-je: ‘Ik mis je blogs’. ‘Ik heb vakantie’, mopperde ik terug, ‘en mijn blogs hebben ook vakantie. En waar moet ik dan over schrijven?’ ‘Over patsers op speedboten’, zei hij. Aldus geschiedde.