Blog

Centraal Beheer

De ontluikende zomer brengt een hoop vreugde. De merels die zich verschansen in de kersenboom van buurman brengen veel liederen ten gehore, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Ik word wakker van ze, om een uur of half vijf, en dan draai ik me lekker nog eens om, wegdeinend op de aubade die ze mij elke ochtend opnieuw brengen. ’s Avonds als ik de laptop uitdruk en het geraas van een accu die aan vervanging toe is eindelijk versterft, doemen vanuit de verte weer mijn merels op. Die ik gedurende de werkdag gemist heb, besef ik, terwijl ik klantcases schreef en mijn netwerk bijhield.
Aldus druk doende zag ik vanuit een ooghoek iets bewegen op mijn bureau. Ik kreeg het niet helemaal scherp. Niet omdat ik nog steeds niet gewend ben aan mijn multifocale glazen waarvan het dragen alleen al de ouderdom en het verval met rasse schreden naderbij brengt, en waardoor ik rondtastend in een soort mist mijn dagen slijt. Nee, ik zag het niet helder omdat het niet hélder was. Elke keer als ik geconcentreerd bezig was met een volgende alinea in een verhaal over problemen in de zorg (‘Dubbele vergrijzing’, voor wie het weten wil: mensen worden ouder, dus er is meer zorg nodig, maar er zijn steeds minder jonge mensen die in de zorg willen werken. Tel daarbij op de krimpende budgetten en het plaatje is compleet.) zag ik vanuit mijn ooghoek iets bewegen. Draaide ik snel mijn hoofd in die richting: wég was het. En zo ging dat door. Tot ik een zwarte harige poot tevoorschijn zag komen vanonder een oranje post-it papiertje waarop ik om een of andere reden ‘Centraal Beheer’ had geschreven.
Het onderliggende probleem moest ik ook even centraal beheren. Normaal neem ik daarvoor de Dyson, maar die had ik net onttakeld om het filter schoon te maken. Het zwaarste boek dat ik voorhanden had moest er dus aan geloven. Ik liet het met een harde dreun neerkomen op Centraal Beheer. Er kraakte iets. Een ruggenwervel ofzo. Ik heb nog steeds niet de moed gehad om te kijken aan wie die zwarte harige poot eigenlijk toebehoorde. Poes ligt gezellig knorrend naast mij te dromen over vis, dus dat zit wel snor. Haar heb ik niet per ongeluk geplet.
Wel zou ik graag een soortgenoot van haar willen pletten, een zwart-witte kater van ergens in de straat, die elke nacht (elke nacht!) staat te joelen onder ons slaapkamerraam. Zijn Romeo-neigingen worden door ons helemaal niet gewaardeerd en nog even of we gaan met bloempotten smijten. Of ik pak de Dyson. Poes zelf is trouwens helemaal niet onder de indruk van de nachtelijk gemaakte avances. Bij haar gaat de liefde door de maag. Misschien maakt de kater meer kans als hij een blikje vis voor haar meebrengt. Garnaaltjes in exotische saus, graag.

LydiaCentraal Beheer