Al wekenlang vallen ze in mijn omgeving bij bosjes neer. De griep heeft ze stevig bij de kladden. Ze hoesten zich de keel rauw, hebben sores met hun holtes, krijgen koorts en belanden uiteindelijk anderhalve week in bed. En daarna hoesten ze nog steeds. Ik niet. Ik ben gezegend met een vrij aardig genenpakket. Terwijl de hele wereld omvalt, houd ik in m’n eentje het fort.
Toch, sinds enkele dagen wankel ik. Ik moest zo nodig op een bankje zitten in de februarizon. Ogen dicht, jas open. Heerlijk was het. Maar misschien wel kouder dan ik dacht, want ’s avonds begon ik te hoesten. Allerlei wijsneuzen vertelden me de volgende dag dat een mens geen griep krijgt van kou; griep krijg je van bacillen. Misschien dreef er wel net een bacil langs, toen ik op het bankje zat, wie zal het zeggen? Ikzelf zeg niks meer, mijn stem is twee octaven gezakt en mijn keel voelt aan alsof ik schuurpapier heb ingeslikt. Althans, ik denk dat dat ongeveer zo moet voelen. Voor de rest heb ik van schuurpapier geen verstand. Alles wat te maken heeft met handigheid in en om huis, is aan mij niet besteed.
Gelukkig zijn er mannetjes aan wie het wel besteed is. In mijn karakteristieke monumentje is het een komen en gaan van zulke mannetjes. Dan is er dit stuk, en dan dat, waarbij het één haast automatisch leidt tot het ander, en om het te fixen moet er altijd iemand aan te pas komen die voorrijkosten berekent.
Bij een inspectie van een vochtplek op de muur stuitte het dienstdoende mannetje op een lekkage in het dak van de garage, en bij nadere beschouwing van de houten balken die de garage op z’n plek houden, bleken er kleine gaatjes in te zitten. ‘O, o’, zei het mannetje. Dat betekent meestal: gaat u maar even zitten, want alles valt – tig keer duurder uit dan begroot. ‘Boktor’, was de diagnose, terwijl het echt alleen maar over een vochtplek op de muur ging.
Maar soms zit het mee, soms zit het tegen. En nu zat het mee. Want een volgend mannetje, deskundig in de materie, constateerde ‘slechts’ houtworm. Een verschilletje van, jawel, een paar duizend euro. Daar kun je weer heel wat voorrijkosten van betalen. Of stapels met schuurpapier, en vermoedelijk zelfs de hele schuurpapierfabriek. Gesteld dat je het zou willen hebben dan, schuurpapier.
Ik neem nog maar een wybertje.
Blog
Heb je het gezien? Mijn website is nieuw. Hoe gehecht ik ook was aan het oranje veld en de gekleurde blokken van mijn oude site, soms is het tijd voor iets frissigs. Voor een ander lettertype, een inhoud die beter past, en een coole vormgeving.
De nieuwe site correspondeert ook met de nieuwe plannen waar ik tot over mijn oren inzit. Binnenkort vertel ik daar meer over op deze plaats, maar voorlopig verkneukel ik me nog even in stilte. Soms moeten dingen rijpen in je bovenkamer, en soms wel 25 jaar lang, zoals bij deze plannen. Ja, ik begrijp het, je gaat kapot van nieuwsgierigheid, maar ik houd het toch nog lekker even voor mezelf.
Het komt wel goed uit dat ik nieuwe plannen heb, want een favoriete opdrachtgever heeft na een langdurige substantiële klus geen geld meer om mij in te huren. Ze waren altijd heel blij met me geweest, zeiden ze, en dat was wederzijds. Maar toch was ik niet zó blij dat ik de klus voor niets wilde doen. Dat vonden ze geloof ik wel jammer, en ook raar. En dat vond ík wel raar. Dus: nieuw jaar, nieuwe kansen. Met ruimte ook voor nieuwe klussen.
Ook in huis is aan het begin van het nieuwe jaar de frisheid ingetreden. Het studerende kind, dat haar hele kerstreces bij moeders was – om de gezelligheid, maar laten we eerlijk zijn: ook om budgettaire redenen – had opruimwoede. Zo nam ze de kast vol schoenen onder handen, die je niet kunt missen omdat ‘ie pontificaal in de gang staat. Zodra je aanbelt te onzent, zit je er al met je neus middenin. ‘Mam’, riep ze uit, ‘waarom draag jij schoenen met een punt? Je bent toch geen zwaardvis!’
En inderdaad. Hoe nieuw het allemaal ook is, mijn site, mijn plannen, mijn opgeruimde schoenenkast: zo nieuw is het nou ook weer niet. Ik ben geen zwaardvis.
Als het weekend voorbij is, vertrekt ze met haar kekke oranje koffer op wielen naar Groningen, het kind. De koffer zit vol met wetboeken, bundels en naslagwerken. Want ze is serieus aan de studie. De studie van haar vader en moeder. Jarenlang heb ik geprobeerd om haar op andere gedachten te brengen. ‘Ga toch een léuke studie doen in plaats van rechten!’ Het was projectie, want ze haalt niet alleen haar tentamens, maar ze víndt het een leuke studie. ‘Ik ben jou niet, mam.’ En ja, dat klopt.
Zo’n min of meer uitgevlogen kind laat een hoop ruimte achter. Ineens ontstaat er zicht op zaken die ik jaren kwijt was, en die boven water komen bij het onttroepen van het huis. Zo stuitte ik op mijn bul. Ik had verdrongen dat ik ‘m had, en dat er redelijke cijfers op de bijgaande lijst stonden, wist ik ook niet meer. Plotseling begon het te wringen, dat het kind jaren blokken voor de boeg had om precies dezelfde bul te halen die ik al had en waar ik niets mee deed.
In een klasje met voornamelijk juristen begon ik daarom aan de opleiding Legal Mediation. Ik bleek het leuk te vinden in dat klasje. En ook de opleiding, zo in de schaduw van het recht, vond ik nog leuker dan gedacht. Niemand verbaasder dan ikzelf. Op 10 januari haalde ik mijn startkwalificatie om als Legal Mediator aan de slag te kunnen; in april start ik met de specialisatie arbeidsmediation. Mijn doel is het om partijen te helpen conflicten binnen organisaties, afdelingen en teams, onder andere in de arbeidsrechtelijke sfeer, samen op te lossen. Hoewel ik inmiddels weet dat alleen al het noemen van het woord ‘conflicten’ olie op het vuur kan zijn. Dus ik help opdrachtgevers graag met hun c-woord, laten we het daar op houden.
Ga ik nu stoppen met schrijven? Natuurlijk niet. Bel me vooral als je tekst nodig hebt! Maar bel me ook bij (arbeids)geschillen in je bedrijf. Aan de basis van het c-woord ligt namelijk vaak een communicatieprobleem. Ook een c-woord. Voor mij een logische stap om het juridische en het communicatieve aan elkaar te knopen binnen het Legal Mediatorschap. Altijd handig als de mediator de afspraken ook goed op papier kan zetten! En bovendien heel fijn als er, zo halverwege je leven, een paar touwtjes bij elkaar komen.
Lees meer
Het kind is uitgevlogen. Het zat er al een tijdje aan te komen maar nu is het dan zover. Ze heeft een sleutel van een huis in Groningen waar zij haar intrek in heeft genomen, samen met een aantal andere beginnende studenten. We zijn ergens in de ‘zomer’ afgereisd naar het geel-blauwe woonwarenhuis uit Zweden om alles te kopen wat je voor de inrichting van een kamer zoal nodig kunt hebben. Het kleine spul laadden we achterin, de rest lieten we verschepen. Op zekere dag kwam er een vrachtwagen voorrijden met mannetjes die de aankopen naar twee hoog tilden. Dat was een mooi moment voor mij om af te taaien. Ik had de Groningse ramen in alle toonaarden gezeemd – sinds het ontstaan van de mensheid waren daar spons noch trekker in de buurt geweest – en met het in elkaar zetten van de Billy & friends mocht iemand anders zich bemoeien. ‘Doei’, zei ik, en zij zei: ‘Ja.’ Ze wuifde.
Ik kwam thuis in een leeg huis. Een zee van ruimte deinde me tegemoet bij het openen van de voordeur. Er moesten nog wel even wat pubersporen grondig opgeruimd worden en diverse vertrekken behoefden uitmesting. Er kwam van alles tevoorschijn waar ik beter over zwijgen kan op deze plek. Spullen die ik al lang kwijt was zoals een half servies en dingen die ik nog nooit had gezien en vaak liever ook niet had willen zien. Het bevalt best goed, zo’n ontpuberd huis. Als ik ’s avonds thuiskom, ligt het erbij zoals ik het ’s ochtends achtergelaten heb. Schoon, fris, opgeruimd. Hoogstens dwarrelt er een enkele pluk haar voor me uit, want die wandelende haarbal is niet mee op kamers gegaan. De wasmachine staat werkloos te dromen, de koelkast is gestopt met uit z’n voegen te barsten. En niemand roept dat ze niks heeft om aan te trekken.
Er zijn mensen die mij heel graag een legenestsyndroom aan willen praten. ‘Erg hè, dat ze op kamers is. Wat zal dat saai zijn! Je zult ‘r wel ontzettend missen!’ Vermoedelijk zijn er wat draadjes in mijn hoofd niet helemaal goed met elkaar verbonden, want voorlopig heb ik geen syndroom van welke orde dan ook. Ik geniet me wezenloos. Ik doe wat ik wil wanneer ik het wil, dag in dag uit – en weet dat zij in Groningen hetzelfde doet en zich dáár wezenloos geniet. Mijn geweldig leuke kind is uitgegroeid tot een goed opgedroogde volwassene die weet wat ze wil in het leven. Haar moeder heeft ze daar niet bij nodig en dat is heel fijn, want met de opvoeding werk je als ouder aan je eigen overbodigheid. Missie geslaagd dus.
Poes bekijkt dit alles vanuit een ander perspectief. Iedereen heeft z’n eigen model van de werkelijkheid en dat geldt ook als je een poes bent. Zij heeft niemand meer om de hele dag tegenaan te hangen op de bank, niemand om gezellig samen teevee mee te kijken, niemand die elke dag de kam door haar vacht haalt, niemand die haar stiekem 50 gram light-brokjes geeft in plaats van 48 gram en niemand om snorrend bij op bed te kruipen hoewel dat strikt verboden is. Mij heeft ze natuurlijk nog wel, maar dat is behelpen en dat weet ik ook wel. ‘Ik heb je uit het asiel gered’, probeer ik nog. Daar weet ze niks meer van en ze draait mij haar rug toe. Er is geen ontkomen aan: Poes heeft last van een leeg nest.
Bij ons in de straat woont een uit de kluiten gewassen bruine labrador, Willem. Hij en ik zijn vriendjes. Als hij me op straat ziet, komt hij blij aanschommelen om zijn natte neus in mijn hand te duwen. Ik spreek hem dan toe (‘Wat ben je toch een brave/lieve/mooie/knappe/leuke hond’, net naargelang de wind waait) en hij kan zich vinden in mijn verhalen, want hij lacht breeduit en zijn staart valt er van enthousiasme bijna af.
Op de radio hoorde ik deze week dat ruim 23 procent van de labradors door een fabricagefout een deel van het POMC-gen mist. Dat is het gen dat zorgt voor een verzadigd gevoel als ze gegeten hebben. Daardoor heeft bijna een kwart van de labradors altijd honger. Saillant detail: onder de hongerlijders zijn opvallend veel hulphonden. Die leren hun trucjes door ze te belonen. En het is logisch dat honden die altijd honger hebben, hard willen werken voor hun baasjes. Want dan volgt er tenminste eindelijk voedsel!
Ik heb Willems genetische materiaal niet uitgeplozen, maar dat is ook helemaal nergens voor nodig. Dat Willem een deel van zijn POMC-gen mist, is overduidelijk; op zijn voorhoofd staat geschreven dat hij honger heeft. De labradors met zo’n gebrekkig gen zijn gemiddeld 1,9 kilo te zwaar, met de nadruk op gemiddeld. Bij Willem komt die 1,9 maal een factor 4 beter in de buurt.
Ik ben benieuwd hoe lang het duurt voor ze ontdekken dat huiskatten van de soort waartoe Poes behoort (Europese korthaar) ook zo’n defect gen hebben. Dat zou een hoop verklaren. En wat te denken van mensen! De eindexamenkandidaat hier in huis heeft zéker een honger-gen waar iets mis mee is. Ik heb de boodschappen nog niet uitgeladen of de helft is op of aangevreten, alsof er een sprinkhanenplaag door het huis waart. Heel kieskeurige sprinkhanen, dat wel. Want de bleekselderij en de wortels, die liggen er nog.
Het probleem met computers is dat ze soms net iets te veel karakter hebben. Die van mij is een persoonlijkheid die vanzelf begint te jengelen om een update. Aanvankelijk negeer je dat een tijdje, net zoals ik doe met Poes die half in de middag al mauwend om me heen begint te draaien terwijl ze ’s avonds pas eten krijgt. Ze dramt steeds harder, net zolang tot ik een lading brokjes in haar bakje stort.
Mijn computer wilde al een tijdje ge-update worden, van Windows 7 naar Windows 10. Er kwamen steeds vaker pop-upschermpjes in beeld, die steeds dwingender van karakter werden. Vergelijkbaar met de navigatie in mijn auto. Als ik op de A1 t/m A783 niet doe wat Heinz mij opdraagt, treedt hij bijna buiten zichzelf van woede: ‘Afslaan! Nu!’ Op de digitale snelweg waarop mijn computer zich begeeft, werkt het net zo. Alleen probeert mijn laptop mij niet te overtuigen met commando’s maar met schermpjes die zo ingenieus in elkaar zitten dat je op OK hebt geklikt voor je het door hebt.
‘Het is dat ik hier nu ben’, zei mijn computermannetje, ‘maar als ik er niet geweest was, was hij vanavond met een automatische update begonnen’ – en hij liet mij ‘onder water’ zien dat mijn computer zo z’n eigen agenda heeft. Na de update was er nog van alles niet in orde. Ik had wel beeld, maar geen geluid, en ook het beeld was wazig. Ook bij mijn computermannetje waren er wat dingen niet in orde dus hij kon mijn probleem niet zo een-twee-drie even komen fixen, en vier-vijf-zes ook niet. Als eindgebruiker zonder enig verstand van de binnenste processen van zo’n apparaat rest je dan niets anders dan een Studentaanhuis te laten komen, van de gelijknamige firma.
Op zondagmiddag kwam hij voorfietsen à 9 euro, mijn studentaanhuis. Een halve Rain Man was het, die in no time drivers had geïnstalleerd, verbinding had gerealiseerd met een externe Z-schijf en de schermresolutie zodanig had aangepast dat ik letters weer scherp in beeld kreeg. Ondertussen, want bij zijn IT-opleiding maken ze hem duidelijk dat communiceren met klanten ook bij het werk hoort, legde hij mij in een Cruyffiaanse woordenvloed – logisch, maar niet perse begrijpelijk – uit wat hij allemaal aan het doen was. Vandaar dat ik het weet, van die drivers. Hij gaf meteen een lezing over Miekrosoft en Appel. Op z’n Hollands. Tussendoor checkte hij of zijn fiets er nog stond. Die stond er nog.
Hij was weg voor ik het wist, probleem opgelost voor geen geld. Studentaanhuis, ik ben fan!
Kindermishandeling
Lydia 16/04/2016Thuisonderwijs is in opmars in ons land. Steeds meer ouders vinden dat er voor hun kinderen geen school is die recht doet aan hun godsdienst of levensbeschouwing. Zij vragen daarom toestemming aan het ministerie van Onderwijs om hun kinderen zelf thuis les te mogen geven. Uit een inventarisatie van het ministerie blijkt dat 575 kinderen vorig schooljaar een ontheffing hebben gekregen, bijna 25% meer dan het jaar daarvoor. Dat vindt staatssecretaris Dekker een ongewenste ontwikkeling. Hij wil daarom de wet aanpassen zodat ontheffingen minder makkelijk worden gegeven.
Van staatssecretaris Dekker ben ik niet zo’n heel grote fan. Met de nadruk die hij legt op rekenen – met verplichte rekentoetsen en wiskunde als verplicht examenvak – geeft hij wiskunde een veel te prominente rol in het onderwijs. Natuurlijk moet iedereen kunnen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen, maar met het gedram over bètavakken gaat de staatssecretaris voorbij aan de leerlingen die uitblinken in alfa- en gammavakken. Zij moeten zich verplicht focussen op iets wat zij niet kunnen en ook nooit zullen kunnen, terwijl zij zich beter kunnen richten op dat waar zij al goed in zijn en daar excellent in worden. Zo creëren we toptalent; met de methode Dekker bouwen we aan een zesjescultuur.
Los hiervan ben ik het met hem eens als het gaat om het thuisonderwijs. Op het (beleid rond) onderwijs kun je best wat aan te merken hebben, maar over het algemeen hebben we in Nederland een heel goed onderwijssysteem. Het is een krankzinnig idee om kinderen thuis les te laten krijgen. Van moeders en vaders die daartoe niet zijn opgeleid en er ook helemaal niet geschikt voor zijn. Die vaak ook nog eens meer kinderen op meer niveaus les moeten geven en die door het thuisonderwijs ook een andere rol krijgen in het leven van hun kinderen. Niet meer van ouder, maar van docent. Ongezond voor beide kanten.
Wat vooral ook heel ongezond is, is dat mensen die thuisonderwijs geven hun kinderen het recht ontnemen op naar school gaan. Daarbij gaat het niet alleen om het opdoen van kennis, maar het gaat om het recht om samen met andere kinderen het leven te ontdekken. Je te scherpen aan de geest van leeftijdsgenoten. Je aan hen op te trekken maar soms ook te weten dat je slimmer bent. Het recht om te leren hoe je je moet handhaven in een groep, hoe je ruzie moet maken en geschillen moet beslechten, het recht om te leren hoe je jóuw mening moet verdedigen in de kring – of ‘m liever bij wilt stellen als je naar je klasgenoten hebt geluisterd. En het gaat erom lekker ergens te kunnen zijn waar je ouders níet zijn; geen verlengstuk van (het geloof van) je ouders, maar je eigen unieke zelf. Vaardigheden en ervaringen die van onschatbare waarde zijn om mee te doen in het maatschappelijke leven. Dit aan kinderen onthouden, omdat school niet bij je denominatie past, is kindermishandeling. En ouders die dit willen, moeten uit de ouderlijke macht ontheven worden.
We hebben een nieuwe Kinderombudsman, Margrite Kalverboer. Zij is een autoriteit op het gebied van de kinderrechten. Ik hoop dat zij op heel korte termijn korte metten maakt met het thuisonderwijs. En daarmee ruimte en toekomst biedt aan de 575 stakkers die niet naar school mogen van hun idiote ouders.
De afgelopen 6,5 jaar heb ik 338 blogs geschreven. Dat wil zeggen: de afgelopen 6,5 jaar plus een paar maanden. En in die ‘paar maanden’ heb ik wel een heleboel geschreven, waaronder stapels blogs voor opdrachtgevers, maar niks creatiefs voor mezelf. Zelfs geen boodschappenbriefje. Want een mens moet de zinnen wel eens verzetten. Bij altijd de drang hebben om te willen schrijven hoort altijd nieuwe inspiratie. Vaak komt die vanzelf en als dat niet zo is valt het altijd wel te regelen. Daar geef ik hele trainingen over aan klasjes vol mensen die graag willen weten hoe dan. Maar soms heb je gewoon geen zín om inspiratie te regelen. Gewoon, omdat je een blog-out wilt.
Daarnaast diende mijn blogstilte een experiment. Tegen klanten zeg ik altijd dat ze vooral moeten bloggen om hoog in de zoekresultaten terecht te komen. Google en andere zoekmachines zijn dol op blogs. Hoe meer je blogt, hoe beter. Blogito ergo sum – ik blog dus ik besta. Want bloggen veronderstelt een actieve site en daar hechten zoekmachines waarde aan. En ik kon het weten, want bloggen, dat deed ik tot voor kort elke week en Google wist mij te vinden. De moeite waard om uit te zoeken wat Google met mij zou doen als ik níet zou bloggen.
Inmiddels weet ik: als ik niet blog, word ik ook gevonden. Omdat ik nu eenmaal geen Jansen heet, maar Lijkendijk. Die mazzel heb ik dan weer. Maar het voert misschien wat ver om je naam te veranderen als je graag gevonden wilt worden op internet. Je zou eens kunnen beginnen met regelmatig bloggen. Als je wilt weten hoe dat moet en je hebt zin in een creatieve training vol taal: op 14 juni heb ik nog plaats.
Het voordeel van bloggen, zeg ik tegen mijn klasjes, is dat het niks kost. Je hoeft er geen advertentiegelden tegenaan te smijten, je gaat zitten en je doet het. Het kan 24/7 en around the world. Het enige wat het kost, is tijd. Want je moet het wel doen; letters vliegen niet vanzelf in de juiste formatie. En is tijd nou net het enige wat je niet hebt? Dan laat je mij gewoon voor je bloggen. Dan kost het wel wat, maar dan heb je ook wat!
Het is beangstigend om te bedenken hoeveel gegevens er van mij in the cloud hangen. Hoe zorgvuldig ik ook omga met mijn persoonlijke gegevens, er blijft altijd wel ergens iets online achter. Soms ook met mijn toestemming, zoals bij Albert Heijn. Wie wil er nu geen voordeel, dus een bonuskaart is gauw aangeschaft. Met het voordeel valt het reuze mee in de praktijk. Je bespaart een dubbeltje hier en twee dubbeltjes daar op producten die toch al veel te hoog geprijsd zijn. In ruil daarvoor vult Albert Heijn zijn databank met jouw gegevens.
Want achter die bonuskaart, met zijn unieke nummer, gaat een wereld aan informatie schuil. Albert Heijn weet precies wat ik koop en wat ik niet koop. Wanneer ik het koop en in combinatie waarmee. Er zijn zelfs gevallen bekend van online retailers die eerder wisten dan de klant zelf dat ze zwanger was – omdat op basis van patronen in koopgedrag nog veel meer zaken vallen te voorspellen. De kans dat ik nog zwanger word in dit leven is heel, heel klein. En dat weet Albert Heijn ook. Daarom gaan de persoonlijke aanbiedingen-op-maat die Albert Heijn mij doet ook niet over babyvoeding, maar bijvoorbeeld over melk met extra calcium (voor ouder wordende botten).
Deze week kreeg ik een cadeaubon van Albert Heijn in de brievenbus. Ik kreeg een tientje korting op een Allerhande Box: een doos met recepten en ingrediënten om zelf de heerlijkste maaltijden te maken. Wij houden wel van eten in dit huishouden, dus ik was bereid de box aan te schaffen. Snel naar de site. Wat bleek? De box is er niet in een vega-variant. Ik kreeg een cadeaubon voor iets wat ik nooit of te nimmer aan zal schaffen, omdat ik nu eenmaal geen vlees of gevogelte koop. En dat weet Albert Heijn. Als íemand weet wat ik koop, is het Albert Heijn!
Even een klacht ingediend natuurlijk. ‘De bon is bedoeld om klanten te laten kennismaken met de box’, schreef de klantenservice. Ja, dat begrijp ik. Maar het is een stom cadeau, want de kans dat een vegetariër de box gaat bestellen, is nihil. Zo kan ik ook cadeaus geven. Maar ik kom eroverheen hoor, over die onbruikbare bon. Veel kwalijker vind ik het dat Albert Heijn geen rekening houdt met de bijna een miljoen mensen die geen vlees eten in Nederland. Als ze bij Albert Heijn al zo onzorgvuldig omgaan met maar liefst 1.000.000 mensen, dan hoeven we er helemaal niet op te rekenen dat ze op de kleintjes letten. Het kan maar beter duidelijk zijn.
Eindexamen
Lydia 07/02/2016Het eindexamen komt eraan. In dochters beleving is het al achter de rug. Ze heeft zich aangemeld bij de universiteit van haar keuze, ze staat ingeschreven bij studentenhuisvestingbureaus en, belangrijker, de examenreizen (twee stuks) zijn geboekt. Ze moet natuurlijk nog wel even dat examen halen, maar dat is in haar hoofd slechts een formaliteit. Want ze is, in haar eigen woorden ‘zóóóó klaar met school’. Sinds ze 18 is en ik niet meer degene ben die haar ‘ziekmeldt’ bij Willy & Ella (zo heet het absentiepersoneel op haar school), heb ik er eigenlijk geen idee van hóe klaar ze is met school, maar ik vermoed dat ze er nog maar weinig gezien of gehoord wordt.
Maar daar is wel een goede reden voor. Mevrouw gebruikt haar tijd namelijk liever om te leren. Om stof door te spitten en zich voor te bereiden op toetsen. Ja, je leest het goed. Ik heb er zelf ook even aan moeten wennen, maar het kind dat er jarenlang een ‘hakken-over-de-sloot’-tactiek op nahield, is ineens aan het leren. Dat wil zeggen: de tv staat uit, ze heeft geen ‘oortjes’ in haar hoofd, ze zit ingespannen in een boek te turen, maakt aantekeningen en roept: ‘Ssst, mam, ik ben aan het leren!’ als ik onverhoopt een of andere opmerking maak. Of een deur open- of dichtdoe, wat inderdaad met veel gepiep gepaard gaat te onzent, want onze deuren komen nu eenmaal uit 1903.
Het heeft even geduurd, maar het lijkt alsof ze de geest heeft gekregen. Rijkelijk laat, maar met resultaat. Ineens verschijnen er andere cijfers op het elektronisch scorebord dan zesjes. ‘Daar had je wel eens wat eerder mee kunnen beginnen’, zeg ik. Ik ben tenslotte haar moeder en moeders maken graag in retrospectief dat soort opmerkingen die volstrekt zinloos zijn want er verandert niets meer door. ‘Het was niet eerder nodig’, zegt zij. En ze legt me met een handgebaar het zwijgen op. Want ze is aan het leren. Ssst.