Hoe meer spullen je hebt, hoe meer moeite het kost om ze allemaal een beetje in goede conditie te houden en hoe meer tijd je kwijt bent aan het vervangen en laten repareren van dat wat stuk is. Of er gewoon niet meer uitziet na jaren trouw gebruik. Zoals de waterkoker, waarvan me ineens in het oog springt hoe haveloos dat ding er eigenlijk uitziet en hoe schril hij afsteekt naast het hippe koffiezetapparaat dat op hetzelfde aanrecht staat. Het komt natuurlijk door de kerstvakantie. Ik heb ineens tijd om naar mijn waterkoker te kijken. Normaal gesproken zet ik er thee mee terwijl ik andere dingen aan het doen ben. Nu zie ik ineens waarméé ik thee zet. Net zoals ik nu ineens zie dat de ramen vies zijn. Nu ik tijd heb om erdoorheen te kijken, bedoel ik.
De gang naar de elektronicanering is gauw gemaakt. Ik ben bepaald niet de enige die er iets te zoeken heeft. De rij voor de toonbank is lang en alle personeelsleden zijn druk doende mensen van stofzuigers en wasdrogers te voorzien. Eindelijk ben ik aan de beurt. Ik leg uit waarvoor ik kom, want ik wil niet zomaar een waterkoker, nee, ik wil een waterkoker die qua look & feel aansluit bij de rest van mijn huishoudelijke-apparatenpark. Maar dan, nog voordat de mevrouw van de winkel mijn wensen volledig geïnventariseerd heeft, dan komt er een beller tussendoor. De telefoon gaat. Hard, drammerig, indringend, langdurig. De mevrouw vraagt of ze even op mag nemen. Tuurlijk.
Maar dat ‘even’ duurt niet even, maar heel, heel lang. Want de beller wil van alles melden rondom een storing en om te voorkomen dat ze het vergeet, maakt de mevrouw die net begonnen was mij te helpen alvast een storingsmelding aan met veel gegevens. En moet ze de beller nog even terugbellen voor aanvullende gegevens. Ondertussen worden veel van de mensen die achter mij in de rij stonden al wel geholpen. Steeds kijken ze naar mij voordat ze aanslaan op de vraag ‘Wie kan ik helpen?’ en ik zeg steeds: ‘Ik word al geholpen’. Maar dat is niet zo. De enigen die geholpen worden, zijn de mensen die achter mij in de rij stonden. En de beller natuurlijk.
Eindelijk is de storingsmelding klaar. De mevrouw die van plan was geweest mij te helpen, wendt zich weer tot mij, zegt sorry voor het wachten en begint net iets uit te zoeken over waterkokers, als de telefoon weer gaat. Ze maakt aanstalten op te nemen, maar houdt daar abrupt mee op omdat ik hardop constateer dat bellers blijkbaar belangrijker zijn dan live aanwezige klanten en wat ik daarvan vind. Waardeloos, voor de duidelijkheid. Ze schrikt ervan. En ik vraag me af waarom. Er als beller ‘even tussendoor’ komen terwijl de winkel vol staat is hetzelfde als voordringen bij de kassa met een afgeladen kar. Met als verzachtende omstandigheid voor de beller dat die geen weet heeft van de rij in de winkel. Er rust derhalve een schone taak op de schouders van winkelpersoneel. Laat de telefoon daarom eens rustig rammelen. Binnen tien seconden oppakken is in dit geval niet klantvriendelijk, het is asociaal.