Ken je ‘De aardappeleters’, dat schilderij van Vincent van Gogh? Volgens overlevering staat de huiskamer van de familie De Groot erop afgebeeld, aan de Gerwenseweg 4 te Nuenen. Het werk uit 1885 hangt in het Van Gogh Museum in Amsterdam, een variant kun je vinden in Kröller Müller. Het is een schilderij dat je niet glad vergeet. Het is van een donkere triestigheid. Bourgondische gezelligheid is ver te zoeken en de aardappel was destijds bepaald geen juweel van culinaire verwennerij. Het was de maaltijd, punt. Harde werkers waren de De Groots, je ziet het zo. Erg fijnbesnaard van uiterlijk waren ze niet. Ze hadden knokige vingers aan te grote handen, grove gezichten met dikke neuzen, lage voorhoofden met zware wenkbrauwen – Lombroso, grondlegger van de Crimonologie, had ze graag als studiemateriaal willen hebben. Van geluk kun je niet spreken als je dat schilderij zo bekijkt, maar ze hadden te eten. Dat was vermoedelijk al heel wat.
Ineens bevond ik mij in een tableau vivant dat mij ergens ver weg deed denken aan die aardappeleters. Puberdochter moest ergens opgevist worden in het donker. Ik belandde op een boerderij in het achterland. Aardappels verbouwen ze er. Of ik een kopje thee wilde. Dat wilde ik wel. Gastvrijheid die betoond wordt aan volk dat laat op de avond nog op pad moet, weet ik op waarde te schatten.
Aan een lange tafel zat de familie zwijgzaam bij elkaar. Ze aanschouwden mij in doodse stilte. Het kan zijn dat ze elkaar de oren van het hoofd kletsen als er geen vreemdelingen bij zijn, maar dat denk ik niet. Spraakwater was er duidelijk op de bon. Ik trachtte de conversatie op gang te brengen zoals mij geleerd is in dergelijke omstandigheden, maar meer dan staccato antwoorden kreeg ik niet. Het zweet brak mij uit. En toen moest ik dus ineens denken aan die aardappeleters, waarom weet ik ook niet, want de beste mensen leken er in hun verschijningsvorm in de verste verte niet op. Gelukkig maar. Het brein maakt soms rare associaties.
Het was een lange, lange zit met zo’n vaas vol kokend heet water dat maar niet af wilde koelen. Uiteindelijk heb ik alsnog mijn slokdarm verbrand want enige druk om het niet te lang te maken voelde ik wel. Tijdens de nabespreking gedurende de tocht naar huis voelde puberdochter al nattigheid. ‘Je gaat hier geen blog over schrijven, mam, dat kun je echt niet maken.’ Maar mam denkt van wel. Volledig geanonimiseerd moet zoiets toch kunnen. Bovendien: wie niet praat zal ook wel niet lezen. En anders hoor ik het wel.