Nadat ik bij haar geboorte bijna het leven had gelaten omdat ik zo nodig thuis moest bevallen en de vroedvrouw-van-dienst zat te slapen, had ik al snel besloten: dit doe ik niet nog een keer. Een kind op de wereld zetten en alles wat erbij kwam kijken, dat was duidelijk niet mijn kopje thee. Roze wolk? Nooit gezien. Gelukkig was de blozende baby die ik in ruil kreeg voor alle doorstane narigheid een groot cadeau. ‘Ja’, zeggen vrouwen dan tegen elkaar bij wijze van geheime codetaal, ‘zodra de baby er eenmaal is, ben je de bevalling vergeten.’ Nou nee hoor, de blozende baby is inmiddels uitgegroeid tot een bevallige jongedame, maar die bevalling herinner ik me alsof het gisteren was.
Heel misschien heeft dat ook iets te maken met het leven dat voorbijvliegt waar je bij staat. Gisteren pas ging ik voor het eerst naar buiten met aan mijn arm een Maxi-Cosi met daarin een klein wurm in een groen broekje, met een blauw mutsje op. Vandaag ontving ik van hetzelfde wurm een halfjaaroverzicht van de data waarop zij de auto nodig heeft en ik dus maar moet zien hoe ik daar terecht kom waar ik op dat moment moet zijn. Als ik mazzel heb, zet ze me even af. Anders wordt het fietsen, treinen of thuisblijven.
Sinds vandaag ben ik de moeder van een volwassen mensch. Zij heeft naar die magische leeftijd jarenlang reikhalzend uitgekeken, maar ik moet nog even wennen. Ik kan vrij snel en foutloos typen, maar ik typte per ongeluk ‘wenen’. Een freudiaanse verschrijving. Want hoewel het precies gaat zoals het bedoeld is, namelijk dat kleine meisjes nu eenmaal grote menschen worden, gaat dat niet zonder enige heimwee. Bij mij dan, zij heeft daar helemaal geen last van. Zij wil studeren, op kamers, officier van justitie worden, politicus, wereldverbeteraar en rijk.
Maar eerst moet zij een schooldiploma. De doos met boeken heeft zij intussen opengemaakt, dus er zit schot in de zaak. Nu hoeft de kennis alleen nog in haar hoofd terecht te komen. Zij maakt zich daar helemaal geen zorgen over. Misschien moet ik dat ook niet doen.